Sinds een maand of twee werk ik als interim communicatieadviseur bij de gemeente Amsterdam. Ik werk bij een platform waar duurzame koplopers uit de logistiek elkaar ontmoeten en inspireren. Wekelijks mag ik verhalen schrijven over wat er allemaal voor innovatieve oplossingen komen van bedrijven die bijvoorbeeld uitstootvrij moeten gaan rijden. Want dat is over iets meer dan twee jaar de norm in veel grote steden. In gesprekken met bedrijven ontdek ik waar ze tegen aanlopen in hun vernieuwingsproces en wat er allemaal al gebeurt op het gebied van duurzame logistiek. Het gaat over slimmer rijden, over samenwerken met concurrenten en klanten en over overstappen naar een volledig elektrisch wagenpark. En hoewel ik een groot voorstander ben van de eerste twee, kan ik me in het laatste stuk nog niet goed vinden.
Elektrisch rijden is een middel
Ik denk namelijk niet dat elektrisch rijden voor alles de oplossing is. Het is een stap richting schonere energie, maar elektriciteit moet nog altijd opgewekt worden. En dat gebeurt nog lang niet altijd uitstootvrij. En als dat wel gebeurt door wind- of zonne-energie, ook windmolens en zonnepanelen moeten gemaakt worden. En dan nog niet te spreken over de impact van de accu’s op het milieu. Alles wat gemaakt moet worden kost energie. Elektrisch rijden is een middel om uitstootvrij te rijden, maar het is niet dé oplossing.
Het meest duurzame is het niet doen
‘De meest duurzame rit, is de rit die je niet rijdt,’ hoorde ik iemand zeggen. En dat is met alles zo. Als mens laat je met alles wat je doet een voetprint achter op de aarde. Dat is nu eenmaal inherent aan het leven dat we gecreëerd hebben. De vraag is dus niet, kunnen we schoner rijden, maar vooral kunnen we minder rijden? Als je een stad uitstootvrij wilt maken, moet je samen op zoek naar oplossingen. Zijn alle leveringen nodig? Kun je ook minder inkopen? Welke rol speel jij als bedrijf of consument daar in? Moet jij echt je pakketje thuisbezorgd krijgen, of is het ook mogelijk het op te halen bij een pakketpunt of -kluis?
Extreem verwend
‘We zijn verwend,’ zegt een collega me als ik het met haar over dit onderwerp heb. En ze heeft gelijk. We zijn extreem verwend, op elk gebied. Je kunt elke maaltijd die je wilt op commando krijgen. Zeker als je in een stedelijke omgeving woont. Ook vervoer gaat altijd maar door, bedrijven draaien ’s nachts door om alle leveringen voor elkaar te krijgen. Horecazaken zijn voortdurend geopend, ook al zit er niemand in de zaak. Dat betekent continu energieverbruik. Door de toename van de energieprijzen zie je nu horecazaken die meer dagen per week gesloten zijn, om kosten te besparen.
Ook zonder kunnen we prima leven
De vraag is dan ook, wat is de oplossing? Hebben we al die horeca en winkels echt nodig om te leven? En al die spullen? Een tijdje reizen met alleen een koffer of tijdens je vakantie kamperen, maakt altijd weer helder hoeveel je echt nodig hebt. Denk dus goed na of je die dingen wel echt nodig hebt voor je ze besteld en weer een auto de stad in laat rijden met jouw pakketje. Als er iets is wat de lockdowns van de afgelopen jaren ons hebben laten zien is dat we nog steeds in leven blijven als we niet uit eten gaan. Ook ging het leven door, zonder steeds maar op reis te zijn. We hebben het allemaal niet nodig, en toch denken we dat we niet zonder kunnen. Maar we kunnen ons prima aanpassen en ander gedrag aanleren.
Ik ben wel benieuwd, wat ben jij in de afgelopen jaren echt anders gaan doen?